Paul Ehrenfest als docent


Een bijeenkomst van De Leidsche Flesch rond 1925, met Ehrenfest als middelpunt. [Noord-Hollands Archief]

Van begin af aan stak Ehrenfest al zijn aandacht en energie in het onderwijs aan zijn Leidse studenten. Dit ging veel verder dan het geven van de voorgeschreven colleges. Overigens bereidde hij deze zo grondig voor dat hij aanvankelijk nauwelijks tijd overhield voor onderzoek. Maar bovenal probeerde hij een inspirerend klimaat te creren zoals hij dat zelf als student in Göttingen had aangetroffen.

Het grootste problem in zijn ogen was het minimale contact tussen studenten en wetenschappelijke staf, en tussen studenten onderling. Geografische, professionele, sociale en leefti|dsverschillen stonden dergelijke contacten in de weg. De omgang met hoogleraren beperkte zich, buiten de collegezaal, in de regel tot de incidentele theevisite. Veel bètastudenten reisden wegens geldgebrek dagelijks heen en weer tussen Leiden en hun ouderlijk huis in een der omringende dorpen of steden. Zij namen nauwelijks deel aan het Leidse studentenleven. Dat studentenleven wed bovendien gedomineerd door niet-facultaire verenigingen. Naast het elitaire studentencorps waren er nog diverse andere, min of meer verzuilde verenigingen.

Ehrenfests eerste Leidse initiatieven waren dan ook vooral gericht op het bevorderen van onderlinge contacten. Ze behelsden het instellen van het zogenaamde woensdagavondcolloquium, het nieuw leven inblazen van een facultaire studievereniging, en de inrichting van een studentenleeszaal.

Het wekelijks colloquium eerst in Ehrenfests woning, later in het Instituut voor theoretische natuurkunde, werd een begrip in binnen en buitenland. Gevestigde namen werden na of tijdens hun voordracht onderworpen an een spervuur van vragen en kritische kanttekeningen. Genodigde studenten werden daarbij in staat gesteld en zelfs aangemoedigd op voet van gelijkheid te debatteren met de groten der aarde. Ehrenfests voornaamste oogmerk werd in de studentenalmanak treffend gekarakteriseerd:

Het is hier dat men kennis maakt met de modernste onderzoekingen, met het aarzelend tasten en mistasten, dat men het geheele grensgebied der wetenschap waarneemt, en moge de strijd der meeningen op den jongere al eens wat verwarrend werken, hij leert de natuurkunde beschouwen als een levend organisme en niet als een dood, hoewel stijlvol geheel.

Ehrenfest verwachtte van de genodigde studenten dat zij de bijeenkomsten geregeld bezochten. Zelf hield hij nauwgezet presentielijsten bij. Het initiatief vond vrijwel onmiddellijk navolging onder de chemici en de wiskundigen.

Ehrenfest ontdekte daarnaast het bestaan van een in 1888 opgericht en nu in een sluimertoestand verkerend faculteitsdispuut, genaamd Christiaan Huygens. Door studenten krachtig aan te sporen om lid te worden, slaagde Ehrenfest er spoedig in de vereniging weer tot leven te wekken. De voornaamste activiteit van dit dispuut werd het organiseren van tweewekelijkse bijeenkomsten van alle geïnteresseerde studenten in de exacte wetenschappen, beginnende zowel als gevorderde. De bijeenkomsten vonden 's avonds plaats in de woning van een der studenten. Het programma bestond doorgaans uit drie door de studenten te houden voordrachten: een grote, een geïmproviseerde en een kleine lezing.

De vaak aanwezige Ehrenfest mengde zich graag in de discussies. Vermoedelijk minder welkom waren zijn aanmaningen tot onthouding van alcohol en tabak. Inzet en betrokkenheid vormden een voorwaarde voor het lidmaatschap. Ehrenfest deed daarbij zijn best om studenten te overreden hun activiteiten zo veel mogelijk te verschuiven van de algemene verenigingen naar Christiaan Huygens. Dit gold met name voor de studenten die lid waren van het door hem verafschuwde Leidsch Studentencorps. In de jaren twintig zou hij tevens een vereniging voor natuurkundestudenten in het leven roepen, De Leidsche Flesch genaamd. Hier zouden gevorderde studenten seminars leiden, naar het voorbeeld van zijn eigen colloquia.

Frans van Lunteren
Paul Ehrenfest: de Leidse onderzoekschool van een fysicus in diaspora. (2003)